Trauma’s en hechtingsstoornissen
Voordat ik met deze blog begin, wil ik nogmaals benadrukken dat mijn blogs gaan over mijn ervaringen als pleegmoeder van crisis- en kortverblijf tieners, onze "tijdelijke tieners". Mijn ervaringen zijn niet per definitie die van andere pleegouders, noch zijn mijn uitspraken beledigend, kwetsend of generaliserend bedoeld naar wie dan ook. Een pittige introductie omdat het een pittig en niet zelden onderschat en zelfs gebagatelliseerd onderwerp is: hechting en trauma.
Met hechting wordt de band tussen kind en de verzorger(s)/ouder(s) vanaf de geboorte bedoeld. Binnen pleeg- en jeugdzorg wordt onderscheid gemaakt tussen een hechtingsstoornis, een reactieve hechtingsstoornis en een verstoorde hechting. Voor alle drie deze typen geldt dat er een geremde en ongeremde versie is, en dat van beide vormen bij alle drie de typen, sprake kan zijn. Hieronder volgen een paar voorbeelden waarbij ik vermeld dat het ter illustratie is en geen compleet beeld:
Ongeremde hechtingsstoornis (hele) jonge kinderen: knuffelen met wildvreemden op straat, bij iedereen op schoot kruipen, kusjes geven aan wildvreemden, geen “grijs” in de emoties maar alleen zwart en wit, grenzen overschrijden (om het bekende patroon van afwijzing bevestigd te krijgen), bedplassen, moeilijk zindelijk worden en agressief gedrag richting andere kinderen en soms volwassenen.
Ongeremde hechtingsstoornis tieners/jongeren: seksueel overschrijdend gedrag (provocerend taalgebruik, provocerende kleding, vroeg seksueel actief en wisselende partners), agressieproblemen, makkelijk doelwit loverboys, geen “grijs” in de emoties maar alleen zwart en wit, grenzen overschrijden (om het bekende patroon van afwijzing bevestigd te krijgen) en weglopen.
Geremde hechtingsstoornis (hele) jonge kinderen én tieners/jongeren: passief agressief gedrag waarbij boosheid, verdriet en woede “voelbaar” zijn, sabotage acties, zelfbeschadiging, suïcidegevoelens en vaak zal therapie niet of nauwelijks aanslaan (tot er vertrouwen is in de therapeut en deze dus niet opgeeft en het kind afwijst).
Bij alle leeftijden kinderen die te maken hebben met hechtingsproblematiek en/of trauma’s is het belangrijk om op te letten dat het gedrag echt is, evenals de antwoorden op vragen. Sociaal wenselijk gedrag en sociaal wenselijke antwoorden zijn eerder regel dan uitzondering. Vrijwel alle gedragingen zijn gericht op het wederom worden afgewezen. Bij de mens zit angst voor verandering diep ingebakken. Wederom worden afgewezen is eenvoudiger te behappen omdat het bekend is, dan veilig en gewenst zijn (omdat het nieuw is).
Wat is een hechtingsstoornis? In het kort kan een hechtingsstoornis het best worden omschreven als het gebrek aan het ontwikkelen van een veiligheidsband tussen kind en ouder(s)/verzorger(s). Deze ontwikkeling is niet zelden het gevolg van te weinig 1 op 1 tijd met het kind, structuur (duidelijkheid en voorspelbaarheid), lichaamstijd (de borst, knuffelen, samen slapen) en veiligheid. Kortweg: een kind heeft een goed voorbeeld, liefde, tijd, voorspelbaarheid en een veilige omgeving nodig. Dit is al lastig genoeg voor veel ouders die niets van doen hebben met pleegzorg, maar het is essentieel heel bewust te werken aan hechting met je kind(eren).
Wanneer er sprake is van verwaarlozing, fysieke of emotionele mishandeling, seksueel misbruik, misbruik/mishandeling tussen ouders/verzorgers, middelenverslaving bij de ouder(s)/verzorger(s) en/of vroeg overlijden van (één van) de ouders, is de kans op een hechtingsstoornis groot. Ook wanneer een kind er niet op kan vertrouwen eten te krijgen als het honger heeft, opgehaald wordt van school en/of bij ouders terecht kan met verdriet, verwondingen en minder positieve schoolresultaten, is er sprake van verhoogd risico op een hechtingsstoornis. Een groot aantal van deze voorbeelden zijn trauma’s en bij traumaverwerking hoort, ook bij (jonge) kinderen, het doorlopen van de verwerkingsstadia zoals ontkenning, boosheid, wraak en acceptatie. Met veel geduld en voorspelbare en veilige herhalingen in woorden en gedrag kan een hechtingsstoornis tot staan gebracht worden en niet zelden, de gevolgen van de hechtingsstoornis, met der tijd, soms zelfs verminderd en daarmee behapbaar, worden gemaakt voor het kind. Daarnaast is het in veel gevallen raadzaam om gespecialiseerde therapie in te zetten welke past bij het kind/de jongere en de problematiek. Denk bijvoorbeeld aan spel- of creatieve therapie, cognitieve of psychotherapie en/of EMDR (“tikjestherapie”).
Voor alle hechtingsproblemen geldt dat deze zeer serieus genomen moeten worden om opgroeien tot (jong)volwassene een realistische optie te laten blijven. Gedrag zoals hierboven omschreven, gaat je niet helpen een stabiele gezonde volwassene te worden. Met, hoe afgezaagd ook, duidelijkheid, structuur, liefde, aandacht, kaders, therapie en jezelf toegankelijk en kwetsbaar opstellen, is een hele wereld te winnen. Geduld is hierin, zoals eerder aan bod kwam in een blog van mij, essentieel. Afhankelijk van het kind, de problematiek en het karakter, kan een lange adem van soms jaren en jaren nodig zijn, om het kind veiligheid, vertrouwen en liefde te laten ervaren.
Aan het onderwerp hechting wordt tijdens de STAP-training, de training die je volgt als aspirant-pleegouder, uitgebreid aandacht besteed omdat het een complex en belangrijk onderwerp is in pleegzorg. Je wilt een kind met hechtingsstoornis en trauma(‘s) tenslotte niet verder beschadigen dan het al is, maar aan de andere kant ben je “slechts” pleegouder en geen professional. Wanneer je weerstand voelt bij dit onderwerp tijdens de training, net als bij trauma’s/traumaverwerking en het onderwerp rouw, dan is het verstandig bij jezelf te rade te gaan of pleegzorg echt iets voor je is. In de zes jaar dat wij pleegouders zijn van onze “tijdelijke tieners”, is er nog geen geweest zonder hechtingsstoornis én trauma’s.
Alle genoemde gedragingen, en andere, hebben wij (helaas) voorbij zien komen. Van actieve suïcide waarbij 18 agenten de wijk uitkamden (en gelukkig op tijd waren), tot seksueel overschrijdend gedrag, een loverboyslachtoffer wat binnen 24 uur door de loverboy getraceerd was, vernielen van eigen en onze spullen, verdwijnen/weglopen, zelfbeschadiging (automutilatie), vroeg seksueel actief met wisselende partners en talloze andere zaken.
Niemand weet alles. Biologische ouder(s)/verzorger(s) niet, pleegouder(s) niet, niemand niet. Het spreekwoord “it takes a village to raise a child”, dragen wij een warm hart toe. Je kunt het namelijk niet alleen. Je hebt het kind erbij nodig maar ook diens netwerk, professionals, je eigen netwerk, en de school. In het geval van pleegzorg komen daar ook nog vaak partijen zoals de rechtbank, hulpdiensten, therapeuten, jeugdbescherming, gemeente, SVB en anderen bij kijken. Samen kun je een verschil maken in het leven van ieder kind, dus ook van een pleegkind met hechtingsstoornis en/of trauma’s. Weet je niet waar je moet beginnen of loop je vast? Vraag hulp! Stel je zelf kwetsbaar op. Trots en koppigheid komen noch jezelf, noch het (pleeg)kind(eren) ten goede.